
Reza Gerretsen, forensisch antropoloog van het NFI (Foto Yvonne Witte)
De directeur van het Nederlandse Forensisch Instituut wijst erop dat het vak forensisch technisch onderzoeker niet bepaald een bescherm beroep is. Dat hoorde ik al eens eerder uit de mond van Reza Gerretsen, de forensisch antropoloog van het NFI die inmiddels bekend staat als de Bones van Nederland. Lees mijn onderstaande interview uit Metro van vandaag, waarin Tjark Tjin-A-Tsoi vertelt over de toenemende concurrentie voor het NFI..

Directeur Tjark Tjin-A-Tsoi van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) ziet een markt ontstaan voor instituten die aan ‘CSI’ doen.
De marktwerking slaat ook toe in het forensisch onderzoek?
We krijgen inderdaad steeds meer concurrentie. De Universiteit van Maastricht opent binnenkort een lab dat samen gaat werken met het chemische concern DSM. Eerder startte Independent Forensic Services.
Is er zoveel werk aan de winkel als het gaat om crime scene investigation?
Door het ontstaan van nieuwe forensische technieken, kunnen steeds meer misdaden met technische sporen van de plaats delict worden opgelost. Er is een aanbod van honderdduizenden onderzoeken per jaar. Als NFI nemen we zo’n 170.000 onderzoeken per jaar voor onze rekening, in 40.000 zaken. Het NFI werkt behalve voor politie en Openbaar Ministerie, ook voor veel andere klanten, zoals de advocatuur.
Straks kunnen rechercheurs gaan ‘shoppen’ met de sporen van een plaats delict?
De politie zal zeker ook naar de concurrent stappen. Dat doet ze nu al, bijvoorbeeld naar aanleiding van de onderzoeksachterstand die het NFI nog gedeeltelijk heeft. Opdrachtgevers zoals de politie willen niet alleen dat DNA-onderzoek nauwkeurig gebeurt. Ze willen de uitslagen vaak ook morgen hebben. Daarnaast bestaat nog een markt voor second-opinions.
Kan iedereen zomaar voor Bones spelen?
Het NFI heeft geen monopolie als het gaat om forensisch onderzoek, iedereen kan in feite een forensisch instituut beginnen. Binnenkort komt er wel een officiële lijst met deskundigen, waardoor het kaf van het koren wordt gescheiden. Maar nu we het toch over Bones hebben: ook wij hebben een afdeling forensisch archeologie in huis, die bijvoorbeeld onderzoek doet na het openen of vinden van een graf, van bijvoorbeeld een slachtoffer van een misdrijf.’
Wat vindt u zelf de meest interessante vorm van onderzoek?
‘Erg aangrijpend vind ik het werk van onze pathologen. Het professionalisme waarmee zij te werk gaan, bijvoorbeeld bij secties op kinderen die zijn mishandeld en vermoord, maakt veel indruk op me. Maar ik moet zeggen dat het NFI op nog veel meer gebieden toonaangevend is. Zo doen we ook onderzoek naar chemische ‘vingerafdrukken’, bijvoorbeeld naar de herkomst van drugs, en voeren we onderzoek uit naar het DNA van dieren en planten. Daarnaast ontwikkelen we technologie waarmee onder meer digitale informatie van beschadigde SIMkaarten of harde schijven kan worden uitgelezen.
Wat is het laatste van het laatste?
Dan hebben we het bijvoorbeeld over onderzoek aan Micro Intensieve Trauma’s: het herkennen van kras- en indruksporen bij mensen die op een niet-natuurlijke manier om het leven zijn gekomen. Met welk voorwerp is deze wond veroorzaakt, is dan de vraag. Vaak worden dan ook microsporen in de wond zelf onderzocht met behulp van een elektronenmicroscoop.
Zo’n programma als CSI. Daar kijkt u zeker met opgetrokken wenkbrauwen naar?
‘Ik vind het mooi gemaakt, maar niet alles komt overeen met de praktijk. De rechercheurs in CSI zijn óók de forensisch onderzoekers, die alle specialiteiten kennelijk in de vingers hebben. Zo is het in werkelijkheid niet. Andersom doen NFI-medewerkers ook niet aan opsporing. Wij worden pas ingeschakeld als onafhankelijk instituut nadat politie, OM of andere opdrachtgevers een onderzoek in gang hebben gezet.’
Joost van der Wegen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.