woensdag 16 februari 2011

De sporenconcurrent

Terwijl het NFI magazijnen vol heeft staan met te onderzoeken ‘stukken van overtuiging’, betreden de eerste forensische concurrenten de markt. De nieuwkomers wijzen erop dat competitie de kwaliteit van het forensisch onderzoek zal verhogen. Maar dan moet het monopolie van het Nederlands Forensisch Instituut wel definitief worden doorbroken.

Joost van der Wegen (gepubliceerd in magazine Crimelink, 2008)

Nog niet zo heel lang geleden werd advocaat Geert Jan Knoops aan de telefoon nog uitgelachen door ambtenaren van het ministerie van Justitie. De onkreukbare raadsman had het in zijn hoofd gehaald om een subsidie aan te vragen voor het opzetten van een eigen forensisch onderzoekslaboratorium. Al langer schakelde Knoops een netwerk van deskundigen in voor de beoordeling van sporen in de zaken die hij draaide. In zijn steeds internationaler opererende praktijk had hij allang ontdekt dat het tegenonderzoek van sporenmateriaal de verdachte in de kaart zou kunnen spelen, en de zaak dus zou dienen.
Maar Knoops liep te ver op de troepen vooruit. Nederland was aan het begin van het millennium nog niet toe aan de onafhankelijke beoordeling van bewijsmaterialen, of de partijdeskundige die forensisch onderzoek uitvoert voor degene die hem in dienst neemt. Die rol was nog weggelegd voor het Gerechtelijk laboratorium, dat vanuit Rijswijk al sinds jaar en dag het monopolie had over het uitvoeren van onderzoek naar sporen van misdrijven. Een subsidie voor een potentiële concurrent van het NFI, nog wel opgezet door een advocaat, vonden de ambtenaren van justitie nog vooral getuigen van een goed gevoel voor humor.

Tapijt
Sinds het telefoontje van Knoops met het ministerie van Justitie is er een hoop veranderd. Tientallen afleveringen van ‘CSI’ en enkele justitiële dwalingen later is de Nederlandse overheid het toenemende belang van sporenonderzoek op de plaats delict gaan inzien. Het Nederlands Forensisch Instituut (zoals het Gerechtelijk laboratorium inmiddels heet) is één van de weinige posten op de begroting van justitie waar de laatste jaren miljoenen euro’s meer naartoe zijn gegaan.
In een spectaculair nieuw gebouw, op een steenworp afstand van haar vorige onderkomen, is het de opdracht voor de medewerkers van het NFI om bij te blijven in het steeds meer uitdijende aanbod van de zogenaamde ‘stukken van overtuiging’. Hoewel de tijden dat politieambtenaren hele rollen tapijt opstuurden met een briefje erop geplakt met de tekst ‘Graag onderzoeken op DNA’ alweer een tijdje voorbij zijn, blijft het voor het NFI lastig alle aangeleverde sporen binnen redelijke termijn te verwerken. Zo is er nog steeds een achterstand in het verwerken van DNA-sporen in grote zaken en heeft men moeite om aan het toenemend aantal aanvragen voor toxicologisch onderzoek te voldoen.
Het NFI is ondertussen niet meer het enige laboratorium dat forensisch onderzoek doet. De groeiende markt heeft het ook voor andere partijen aantrekkelijk gemaakt om zich te storten op het enorm toegenomen aanbod: het gaat letterlijk om honderdduizenden sporen per jaar. Onlangs maakte het bedrijf Verilabs bekend dat ze de juiste accreditaties voor forensisch onderzoek in huis heeft gehaald. Vorig jaar maakte de Universiteit van Maastricht bekend dat ze bezig is met het opzetten van een forensisch onderzoekscentrum, in samenwerking met DSM.

Monopolie
Maar de eerste signalen van een ontluikende marktwerking in het forensisch onderzoek zijn al terug te voeren tot 2005. In dat jaar neemt sporenonderzoeker Richard Eikelenboom afscheid als medewerker van het NFI. Eikelenboom is er veertien jaar in dienst geweest als DNA-onderzoeker en bloedspoorpatronenspecialist. In de Schiedammer parkmoord was hij de onderzoeker die ontdekte dat verdachte Cees B. ten onrechte was veroordeeld. Eikelenboom besluit samen met vakgenoot en forensisch-medisch onderzoeker Selma Schieveld en collega Hannie van der Meij - beiden eveneens afkomstig van het NFI - een eigen onderzoekslab te starten. Independent Forensic Services (IFS) is gevestigd in een boerderij in het Gelderse Hulshorst.
Op de als kantoor ingerichte ruime zolderverdieping van de boerderij, vertellen Eikelenboom en Schieveld dat ze de eerste jaren van hun bestaan door het Openbaar Ministerie weliswaar met open armen werden ontvangen, maar dat het NFI hardnekkig probeerde te voorkomen dat er ook zaken naar IFS zouden gaan. ‘Zodra het NFI ervan op de hoogte was dat officiers van Justitie met IFS wilden samenwerken, werden allerlei acties ondernomen om dit te tegen te gaan.’ Nog steeds is er volgens de twee verzet: ‘Iedere keer worden er nieuwe argumenten gevonden om zaken weg te houden bij IFS. Nu we zijn geaccrediteerd wordt verder gezocht om het uitbesteden van onderzoek aan andere laboratoria moeilijker te maken. Het NFI stelt zich aan de ene kant op als marktpartij, maar aan de andere kant beroept men zich op de monopoliepositie.’
Eikelenboom en Schieveld denken te weten waarom het NFI tegenstribbelt: ‘Als er concurrentie mogelijk is, betekent dit dat de kwaliteit van het sporenonderzoek van het NFI door andere partijen onder de loep kan worden genomen. Daaruit kan blijken dat zij niet altijd het beste werk levert.’ De onderzoekers geven een voorbeeld: ‘We hebben een zaak gedaan waarin het NFI niets op de stukken van overtuiging meer kon vinden, terwijl wij in een tegenonderzoek voor de officier van Justitie wel degelijk nog bloedsporen aantroffen, met de mogelijkheid om daar DNA uit te halen.
De twee pleiten daarom voor een andere rol van het NFI in een open markt, waarin alle partijen de mogelijkheid hebben om de kwaliteit van elkaars werk te controleren. Schieveld en Eikelenboom: ‘Wij checken de onderzoeksresultaten van andere labs en zij die van ons, zodat de kwaliteit van het bewijsmateriaal in de rechtszaal gewaarborgd kan zijn.’

Op de vingers
Vier maanden terug trad de commerciële partij Verilabs op de markt van het forensisch onderzoek, door het behalen van de benodigde accreditaties als forensisch laboratorium. Pim Volkers is algemeen directeur van het sporenonderzoekscentrum, dat valt onder moederbedrijf BaseClear. Verilabs is om alle diensten te kunnen leveren ook een samenwerking aangegaan met het Britse LGC Forensics, een groot commercieel forensisch laboratorium in het Verenigd Koninkrijk. Mocht ze niet uit de voeten kunnen met bepaalde sporen, dan kan de Britse expertise worden ingeschakeld. Volkers: ‘In Engeland staat bijvoorbeeld een apparaat waar vezelonderzoek mee kan worden gedaan, waar onderzoekers in ons land niet over beschikken.’
Net als Schieveld en Eikelenboom, vraagt de directeur van Verilabs zich af wanneer er definitief duidelijkheid komt over de status van de nieuwe laboratoria. ‘Wij zouden graag zien dat de eisen voor accreditatie van alle laboratoria gelijk worden getrokken, daar is nu nog geen duidelijkheid over. Het FLDO in Leiden (het officiële zogenaamde contralab waar partijen nu al gebruik van maken voor contra-expertises in DNA-onderzoek, red.), mag al gebruikmaken van nieuwe technieken nog voor ze daar de bijbehorende accreditaties voor heeft ontvangen. Wij hebben dat recht niet. Ik pleit daarom voor een equality of arms voor alle partijen.’
Verilabs is net als Independent Forensic Services bezorgd over het feit dat het NFI de controle heeft over al het sporenmateriaal in Nederland. Hij vermoedt zelfs dat Nederland wat dat betreft op Europees niveau regels overtreedt: ‘De minister roept dat de markt open moet, maar hij laat het NFI er feitelijk het monopolie over behouden. Dat wordt in Europa niet als eerlijke concurrentie beschouwd.’
Volkers hoopt dat politie en justitie de markt niet uit zelfbehoud blijven afschermen: ‘Meer openheid in de markt zal zeker leiden tot het ontdekken van fouten bij het NFI, of bij politie en justitie, door concurrerende labs. Maar de rechtsstaat is juist gebaat bij de kwaliteitsverbetering die zal ontstaan, als de labs elkaar op de vingers kunnen kijken!’

Boodschap
De derde partij die staat te dringen om mee te gaan delen in het onderzoeken van sporen, is de Universiteit van Maastricht. In samenwerking met DSM is men ook daar bezig met het opzetten van een forensisch instituut. Leider van dat centrum is Ton Broeders, specialist audio- en stemonderzoek en deeltijd-hoogleraar Criminalistiek in Leiden. Net als Eikelenboom werkte hij jarenlang voor het NFI. Broeders was in Rijswijk tot een jaar geleden zelfs ‘chief-scientist’, maar greep het aanbod van Maastricht om daar een nieuw lab op te zetten met beide handen aan. Inmiddels staat er op zijn visitekaartje: ‘Prof. dr. A.P.A. (Ton) Broeders, Hoogleraar Criminalistiek, Wetenschappelijk Directeur The Maastricht Forensic Institute, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Departement Metajuridica, Universiteit Maastricht.’
Ook Broeders propageert de boodschap dat forensisch onderzoek gedijt bij competitie: ‘Net als in de journalistiek en de juridische wereld is voor forensisch onderzoek het principe van hoor- en wederhoor van wezenlijk belang. Expertise moet controleerbaar zijn door onafhankelijke onderzoekers.’
De hoogleraar zou het daarom een slechte zaak vinden als het NFI de regie over de sporen in handen blijft houden: ‘Daarmee krijgt het NFI de mogelijkheid bepaalde onderzoekers te boycotten en nog veel belangrijker, dan dreigt er een afhankelijkheidsrelatie tussen de onderzoekers die door het NFI worden ingeschakeld en het instituut zelf. Vooral gelet op het belang van die onafhankelijke contra-expertise is dat een uiterst ongewenste situatie.’

Achterstand
‘Als advocaat kan ik vaak alleen de rapportage van het NFI laten onderzoeken, en niet het bewijsmateriaal. Dat zet de verdediging in de huidige regelgeving al per definitie op een achterstand.’ Pieter van der Kruijs is advocaat te Den Bosch en woordvoerder voor zowel de Orde van Advocaten als de Vereniging van Strafrechtadvocaten. Hij staat kritisch ten opzichte van het functioneren van het NFI. ‘Daar laat de jongste bediende ook wel eens een steekje vallen, weet ik uit ervaring.’
Hoewel Van der Kruijs niet zit te wachten op ‘Amerikaanse toestanden’ in het forensisch onderzoek, vindt hij het feit dat in Nederland een overheidslichaam in feite het monopolie op forensische onderzoek heeft wel merkwaardig: ‘Er is behoefte aan onafhankelijke bureaus waar ook de advocaat terechtkan. Een model zoals dat in Maastricht in oprichting is, is wat mij betreft aantrekkelijk, omdat het onafhankelijk is en op wetenschappelijke leest geschoeid.’

Saillant
De grootste potentiële klant voor de nieuwe forensisch labs is in feite de Nederlandse politieorganisatie. Martin Eversdijk is forensisch onderzoeker en bloedbeeldanalist, bij de politie Amsterdam-Amstelland. Eversdijk speelde vorig jaar een rol in de rechtszaak rond de Haagse ‘metselmoorden’, waarin hem door de rechtbank werd gevraagd om een onafhankelijk oordeel te geven over een bloedspatpatroon. Saillant hierin was dat ook Richard Eikelenboom door de rechtbank gevraagd was om datzelfde onderzoek te doen voor de verdediging, en dat de twee onafhankelijk van elkaar tot een andere conclusie kwamen dan het NFI. De bloedsporenspecialist uit Rijswijk zou op basis van veel te weinig bloedspetters tot een conclusie in de zaak zijn gekomen. Eversdijk toonde zich hierover tijdens de zaak ‘geschokt’. Hij trok de
deskundigheid van de onderzoeker zelfs in twijfel.
De Amsterdamse politieman ziet in de praktijk zeker een rol weggelegd voor de nieuwe forensische onderzoekscentra. ‘Een snelle verwerking van sporen kan in politieonderzoeken van cruciaal belang zijn. Wat dat betreft is de extra capaciteit van die nieuwe labs welkom.’ Eversdijk zou dat wel aan stricte voorwaarden verbonden willen zien: ‘De beheerders van privé-labs zouden een veiligheidsscreening moeten
ondergaan en mogen alleen sporen onderzoeken, waaruit zo min mogelijk
naar voren komt over de achtergronden van de bewijsstukken, in het
belang van het lopende rechercheonderzoek.’
Eversdijk ziet de voordelen van concurrentie tussen forensische instituten. ‘Hierdoor zal het aanbod groter worden, kunnen de doorlooptijden worden verkort en zullen de prijzen van de onderzoeken worden gedrukt. Daardoor kunnen justitie en politie meer onderzoek laten uitvoeren en sneller voorzien worden van informatie. Ook zal
concurrentie tot gevolg hebben dat er meer tijd en geld wordt gestoken
in research en ontwikkeling van forensische technieken.’ De onderzoeker vindt dat er wel meer helderheid moet komen over hoe sporen bij de soort labs aangeleverd kunnen worden, hoe veilig deze worden bewaard en wat de status van de centra precies is. ‘We willen natuurlijk niet dat essentiële sporen in een politieonderzoek ergens in een schuurtje bewaard blijven.’

Blij
De Raad van Hoofdcommissarissen sluit zich in haar visie min of meer aan bij de woorden van Eversdijk. Portefeuillehouder Forensisch Onderzoek bij de Raad is Hans Vissers, plaatsvervangend korpschef bij het korps in Rotterdam. Hij laat Crimelink via woordvoerder Jelle Egas weten dat de politie in principe ‘blij is met marktwerking’. Egas noemt als voorbeeld grootschalige opsporingsonderzoeken van de politie, waarin haast met sporenonderzoek geboden is, omdat men onder tijdsdruk werkt. Maar Vissers houdt ook een slag om de arm: hij wijst net als Eversdijk op de eisen van vertrouwelijkheid en deskundigheid die men heeft. ‘Daarom zal de politie haar sporen voorlopig nog niet aan de vrije markt toevertrouwen.’
Om in de toekomst toch van de extra capaciteit van forensische labs gebruik te kunnen gaan maken, wil Vissers dat er eerst afspraken worden gemaakt over ‘financiële speelruimte’ voor de politie als het gaat om forensisch onderzoek. Met andere woorden: eerst moet de politie een eigen budget krijgen om onderzoeken mee uit te kunnen laten uitvoeren. Daarna kan pas bekeken worden welke labs betrouwbaar en goed genoeg zijn om te worden ingeschakeld. ‘Maar het spel is op de wagen, en alle partijen zijn met elkaar hierover in discussie’, aldus Egas.

NFI: wij staan open voor concurrentie
Het NFI laat in een reactie op dit artikel via directeur Tjark Tjin A Tsoi weten concurrentie op de forensische markt toe te juichen.’ De algemeen directeur: ‘Concurrenten houden ons een spiegel voor om beter, sneller en efficiënter te werken.’ Het NFI wijst erop dat ze geen wettelijk monopolie heeft. ‘Klanten kunnen zelf kiezen waar zij hun onderzoek laten doen. Er is geen sprake van gedwongen winkelnering. Niets weerhoudt een rechter, officier of anderen om forensisch technisch onderzoek te laten verrichten door andere organisaties. Het NFI zal sporen die ze in beheer heeft ook naar een ander lab opsturen, als het OM forensisch onderzoek door een ander bureau wil laten uitvoeren en hier opdracht toe geeft.
Wel is het zo dat politie en justitie momenteel niet voor de diensten van het NFI hoeven te betalen. Dat is een van de redenen waarom het NFI meer aanvragen krijgt dan het aankan. In 2008 en 2009 zullen de levertijden overigens sterk dalen door afspraken met politie en justitie. Ook kwalitatief zal het NFI hierdoor meer dan competitief zijn.’
Het NFI meldt dat de onderzoekscapaciteit van de concurrerende labs een aanvulling kan zijn op de capaciteit van het NFI. Als er meerdere bureaus zijn, aldus het instituut, wordt het ook makkelijker om een second en third-opinion aan te vragen, wat weer goed is voor de waarheidsvinding. ‘Maar voor het aanvragen van onderzoeken bij deze labs zal dus wel betaald moeten worden.’
Het NFI geeft aan open te staan voor het overgaan van budgetten voor forensisch onderzoek naar politie en of Openbaar Ministerie. Tjin A Tsoi: ‘Maar dan wel gefaseerd, om schokeffecten in de markt te voorkomen. Omdat er niet in alle deelgebieden concurrentie is in forensische technieken, zullen niet alle producten rendabel worden geëxploiteerd in een commerciële markt.’

NFI mogelijk ‘sporenmakelaar’?
Nieuwkomers op de forensische markt laten weten dat zij vrezen dat het NFI de komende tijd de rol van ‘sporenmakelaar zal krijgen. Ze hebben hier grote moeite mee, omdat dan niet daadwerkelijk sprake zal zij van een vrije markt, waarop vragers en aanbieders kun gang kunnen gaan. Woordvoerder Ivo Hommes van het ministerie van Justitie meldt dat hier nog geen duidelijkheid over is: ‘Een eventuele ‘makelaarsfunctie’ van het NFI meegenomen zal worden in een bredere visie over de toekomst van het forensisch onderzoek. Het is een mogelijk scenario.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.